Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen vergaderde Salomo [1]de oudsten van Israel, en al de [2]hoofden der stammen, de oversten [3]der vaderen, onder de kinderen Israels, [4]tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN [5]op te brengen uit [6]de stad Davids, dewelke is Sion. 1. Zie Lev.4:15. 2. Zie Num.1:4,16. 3. Iedere stam der Israelieten bestond uit zekere huisgezinnen of geslachten, welk elk bijzonder hun opperste vaderen hadden. Benevens deze warenin elken stam hoofdlieden over honderd, over duizend, enz., welker voornaamsten en principalen hier moeten verstaan worden. Vergelijk Ex.18:21; Num.3:24,30,35; 1 Kron.4:38. 4. Dat is, tot hem, naar de manier van spreken der Hebreen. Zie boven, hfdst.2 vs.19. 5. Te weten, in den tempe; tot denwelken, omdat hij op den berg Moria gebouwd was, men met trappen opklimmen moest. 6. Die David gewonnen, betimmerd en bewoond had. Zie boven, hfdst.2 vs.10.